vrijdag 8 februari 2013

I can look inside your head ...

Spoetnik I
Als antwoord op de lancering van de Spoetnik I in 1957 richtte het Amerikaanse ministerie van Defensie de Advanced Research Projects Agency op. Op het hoogtepunt van de Koude Oorlog moest dit instituut ervoor zorgen dat technologieën ontwikkeld werden waarmee een verrassingsaanval van de vijand gepareerd kon worden. Voor het uitwisselen van gegevens werd een computernetwerk opgezet dat zowel stabiel als onafluisterbaar was: het ARPA-net.

De gebruikte technologie is in de loop der tijd steeds geavanceerder geworden: standaardprotocollen werden ontwikkeld, domeinnamen ingevoerd en de beperking van bandbreedte opgeheven. Het ARPA-net werd ook voor andere instanties toegankelijk. Zo ontstond een wereldwijd netwerk: het Internet.

In de jaren '90 werd door de verbreiding van de personal computer het Internet ook toegankelijk voor het grote publiek. De eerste zoekmachines ontstonden waarmee men snel in teksten op webpagina's kon zoeken. Ook werden door middel van hyperlinks relaties gelegd met pagina's van andere websites [1].

Zegen ...
De nieuwe technologie werd in eerste instantie gezien als een zegen: saaie werkzaamheden werden geautomatiseerd uitgevoerd. Binnen enkele seconden kon iedereen alle informatie vinden die hij/zij nodig had. Het contact onderhouden met verre verwanten werd veel gemakkelijker: berichten naar andere landen en werelddelen kwamen na enkele minuten aan. Met de komst van de sociale netwerksites werd het zelfs mogelijk ervaringen virtueel te delen. De wereld werd steeds kleiner.

...of vloek
Toch zaten er ook negatieve kanten aan de nieuwe communicatiemiddelen. Whiz-kids toonden aan dat het mogelijk was in te breken in databanken van overheden en in gegevensbestanden van bedrijven. Het lospeuteren van gevoelige informatie over burgers werd een fluitje van een cent. Door de anonimiteit binnen chatrooms was er geen zekerheid over de identiteit van degene met wie zo gezellig persoonlijke informatie uitgewisseld werd. Bewust of onbewust werd inbreuk op de privacy gepleegd.

Let's get into his life
Door de aanslagen van 9/11 ontstond een nog groter conflict in de Westerse wereld: de vrijheid van het individu stond lijnrecht tegenover de nationale veiligheid. Hoever mag een overheid gaan om zijn burgers te controleren? Mag een organisatie die zich bezighoudt met het opsporen van criminelen ook nietsvermoedende burgers afluisteren? En wat kan de burger doen tegen het cameratoezicht op straat? Kortom: hoe wordt onze privacy gewaarborgd in een gedigitaliseerde samenleving?

 Enemy of the State (1998)

Het recht op privacy
In de analoge samenleving werd het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer internationaal erkend. In 1948 werd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens duidelijk aangegeven dat
"Niemand ... onderworpen [zal] worden aan willekeurige inmenging in zijn persoonlijke aangelegenheden, in zijn gezin, zijn tehuis of zijn briefwisseling, noch aan enige aantasting van zijn eer of goede naam [2]".

Ook de Nederlandse Grondwet bevat een artikel over de eerbiediging van de privacy: artikel 10 lid 2 stelt dat eveneens regels opgesteld moeten worden ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met het vastleggen en verstrekken van persoonsgegevens [3]. Sinds 9/11 heeft de uitbreiding van de bevoegdheden van politie en justitie om persoonsgegevens op te vragen, geresulteerd in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).

Bibliotheken
Ook voor de bibliotheekbranche is een richtlijn opgesteld waardoor een zo groot mogelijke privacybescherming van de bibliotheekgebruiker geboden kan worden. Vastgelegd is welke gegevens bibliotheken mogen opslaan en voor welke doeleinden deze gegevens gebruikt mogen worden. Daarnaast is een protocol ontwikkeld als handreiking bij eventuele vragen van juridische instanties. Hierbij gaat het niet alleen om identificerende gegevens maar ook om gegevens over het bibliotheekgebruik van individuele bezoekers [4].

Op het informatie- en adviesgesprek aan de balie is de Wbp echter niet van toepassing. Toch is het juist binnen de openbare ruimte waar andere gebruikers mee kunnen luisteren, belangrijk dat de privacy in acht wordt genomen. In deze setting is privacybescherming een ethische kwestie geworden: het handelen wordt bepaald door gedragsregels die niet wettelijk geformuleerd zijn, maar die mensen toch in de omgang met elkaar in acht moeten nemen [4, 5]. In dit geval is het belangrijk dat bezoeker en medewerker zich bewust zijn van hun handelen.

Terug naar mediawijsheid
Dit bewustzijn zal in de digitale samenleving ook belangrijk blijven. Omdat informatie zich binnen sociale netwerken sneller verspreidt, is het goed dat kinderen - die door hun onderzoekende houding een grotere "knoppenvaardigheid" hebben dan hun ouders - bewust gemaakt worden van de gevolgen van hun gedrag.
Vandaar dat binnen het media-wijsheidsprogramma eveneens de aandacht gevestigd wordt op het bewust worden van het eigen handelen.




Privacy and social networks (2007)
.

Bronnen:
1. http://resultaatopinternet.nl/Geschiedenis-internet.html
2: Universal declaration of human rights. (1948)http://www.ohchr.org/en/udhr/pages/Language.aspx?LangID=dut
3: http://www.denederlandsegrondwet.nl/9353000/1/j9vvihlf299q0sr/vgrnbl6ah4zz
4: VOB (2006) Bibliotheek en privacy : handreiking voor het omgaan met persoonsgegevens van gebruikers. - Den Haag : Vereniging van Openbare Bibliotheken
5. Driel, H. van (2013, 28 januari) College mediawijsheid. Tilburg : Tilburg University

Bron afbeelding:
1: http://www.kennislink.nl/publicaties/dossier-vijftig-jaar-ruimtevaart
Bronnen films:
Enemy of the State:: http://www.youtube.com/watch?v=9dvvLzNC3hE
Privacy and social networks: http://www.youtube.com/watch?v=X7gWEgHeXcA

Geen opmerkingen:

Een reactie posten