Voor de colleges Mediawijsheid kreeg ik de opdracht een persoonlijk leerdoel te formuleren. Lastige kwestie, want ik heb nog zoveel zaken op het gebied van de nieuwe media niet in de vingers. Mijn peirceaans keuzemoment komt echter steeds dichterbij, dus wordt het tijd voor grondig zelfonderzoek.
Een extra tool
Sinds de opkomst van het Internet in de jaren '90 ben ik geïnteresseerd geweest in de verschillende toepassingen. Het gebruik hiervan moest echter altijd wel nuttig zijn. Internet was voor mij een handig hulpmiddel bij het zoeken naar informatie. Met veel plezier las ik over de nieuwste ontwikkelingen, onderzocht ik de mogelijkheden van diverse zoekmachines, volgde ik cursussen om mijn zoekvaardigheden te vergroten en deed ik samen met collega's mee met de Krakercompetitie.
Privacy
Toen mijn kinderen voor het eerst het Internet gingen gebruiken, leerde ik hen dat ze gevoelige informatie niet online mochten delen. Ook wees ik hen erop dat informatie nog vele jaren terug te vinden is. Ik toonde hen de Wayback machine en liet hen hun eigen naam googelen. Of deze "wijze" lessen resultaat gehad hebben, weet ik niet, want ik bekijk hun Facebookpagina's niet.
Dit lijkt een hele nobele instelling, maar de echte reden is: ik heb geen Facebook-account!! Want Facebook voldoet (nog niet) aan mijn belangrijkste criterium voor het gebruik van een nieuwe toepassing: wat is het nut van deze virtuele ontmoetingsplaats?
Met dank aan David en de BNB
Bovenstaande zinnen schreef ik enkele weken geleden. Toentertijd kreeg ik een akelig gevoel in de buurt van mijn maag als ik alleen het woord "Facebook" maar uitsprak. Maar ik ben bekeerd!! Sinds 26 februari heb ik een account... en dat allemaal dankzij een presentatie tijdens de bijeenkomst van de Brabantse Netwerk Bibliotheek.
Mijn dochter was mijn eerste "vriend". Haar broer twijfelde nog even of hij op mijn vriendschapsverzoek in zou gaan (hij was meer gehecht aan zijn privacy), maar accepteerde me uiteindelijk ook. En wat een voordelen levert dat op:
als mijn zoon moet komen eten, typ ik in de chatbox dat het eten op tafel staat
als mijn dochter iets met me wil delen, gaat dat met FB sneller dan via de mail
als ik extra uitleg wil, heb ik twee coaches die me dat graag willen geven (want stiekem vinden ze het toch wel leuk dat hun moeder een account heeft)
Typend, chattend en surfend voel ik me heel mediawijs. Bijkomend voordeel is dat ik inmiddels ontdekt heb dat mijn kinderen iets opgestoken hebben van mijn (eigen)-wijze lessen over privacy. En wat het persoonlijk leerdoel betreft: dat heb ik gevonden in de combinatie werk-studie.
Bron afb.: http://hayazgayincongress.wordpress.com/
Als antwoord op de lancering van de Spoetnik I in 1957 richtte het Amerikaanse ministerie van Defensie de Advanced Research Projects Agency op. Op het hoogtepunt van de Koude Oorlog moest dit instituut ervoor zorgen dat technologieën ontwikkeld werden waarmee een verrassingsaanval van de vijand gepareerd kon worden. Voor het uitwisselen van gegevens werd een computernetwerk opgezet dat zowel stabiel als onafluisterbaar was: het ARPA-net.
De gebruikte technologie is in de loop der tijd steeds geavanceerder geworden: standaardprotocollen werden ontwikkeld, domeinnamen ingevoerd en de beperking van bandbreedte opgeheven. Het ARPA-net werd ook voor andere instanties toegankelijk. Zo ontstond een wereldwijd netwerk: het Internet.
In de jaren '90 werd door de verbreiding van de personal computer het Internet ook toegankelijk voor het grote publiek. De eerste zoekmachines ontstonden waarmee men snel in teksten op webpagina's kon zoeken. Ook werden door middel van hyperlinks relaties gelegd met pagina's van andere websites [1].
Zegen ...
De nieuwe technologie werd in eerste instantie gezien als een zegen: saaie werkzaamheden werden geautomatiseerd uitgevoerd. Binnen enkele seconden kon iedereen alle informatie vinden die hij/zij nodig had. Het contact onderhouden met verre verwanten werd veel gemakkelijker: berichten naar andere landen en werelddelen kwamen na enkele minuten aan. Met de komst van de sociale netwerksites werd het zelfs mogelijk ervaringen virtueel te delen. De wereld werd steeds kleiner.
...of vloek
Toch zaten er ook negatieve kanten aan de nieuwe communicatiemiddelen. Whiz-kids toonden aan dat het mogelijk was in te breken in databanken van overheden en in gegevensbestanden van bedrijven. Het lospeuteren van gevoelige informatie over burgers werd een fluitje van een cent. Door de anonimiteit binnen chatrooms was er geen zekerheid over de identiteit van degene met wie zo gezellig persoonlijke informatie uitgewisseld werd. Bewust of onbewust werd inbreuk op de privacy gepleegd.
Let's get into his life
Door de aanslagen van 9/11 ontstond een nog groter conflict in de Westerse wereld: de vrijheid van het individu stond lijnrecht tegenover de nationale veiligheid. Hoever mag een overheid gaan om zijn burgers te controleren? Mag een organisatie die zich bezighoudt met het opsporen van criminelen ook nietsvermoedende burgers afluisteren? En wat kan de burger doen tegen het cameratoezicht op straat? Kortom: hoe wordt onze privacy gewaarborgd in een gedigitaliseerde samenleving?
Enemy of the State (1998)
Het recht op privacy
In de analoge samenleving werd het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer internationaal erkend. In 1948 werd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens duidelijk aangegeven dat
"Niemand ... onderworpen [zal] worden aan willekeurige inmenging in zijn persoonlijke aangelegenheden, in zijn gezin, zijn tehuis of zijn briefwisseling, noch aan enige aantasting van zijn eer of goede naam [2]".
Ook de Nederlandse Grondwet bevat een artikel over de eerbiediging van de privacy: artikel 10 lid 2 stelt dat eveneens regels opgesteld moeten worden ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met het vastleggen en verstrekken van persoonsgegevens [3]. Sinds 9/11 heeft de uitbreiding van de bevoegdheden van politie en justitie om persoonsgegevens op te vragen, geresulteerd in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).
Bibliotheken
Ook voor de bibliotheekbranche is een richtlijn opgesteld waardoor een zo groot mogelijke privacybescherming van de bibliotheekgebruiker geboden kan worden. Vastgelegd is welke gegevens bibliotheken mogen opslaan en voor welke doeleinden deze gegevens gebruikt mogen worden. Daarnaast is een protocol ontwikkeld als handreiking bij eventuele vragen van juridische instanties. Hierbij gaat het niet alleen om identificerende gegevens maar ook om gegevens over het bibliotheekgebruik van individuele bezoekers [4].
Op het informatie- en adviesgesprek aan de balie is de Wbp echter niet van toepassing. Toch is het juist binnen de openbare ruimte waar andere gebruikers mee kunnen luisteren, belangrijk dat de privacy in acht wordt genomen. In deze setting is privacybescherming een ethische kwestie geworden: het handelen wordt bepaald door gedragsregels die niet wettelijk geformuleerd zijn, maar die mensen toch in de omgang met elkaar in acht moeten nemen [4, 5]. In dit geval is het belangrijk dat bezoeker en medewerker zich bewust zijn van hun handelen.
Terug naar mediawijsheid
Dit bewustzijn zal in de digitale samenleving ook belangrijk blijven. Omdat informatie zich binnen sociale netwerken sneller verspreidt, is het goed dat kinderen - die door hun onderzoekende houding een grotere "knoppenvaardigheid" hebben dan hun ouders - bewust gemaakt worden van de gevolgen van hun gedrag.
Vandaar dat binnen het media-wijsheidsprogramma eveneens de aandacht gevestigd wordt op het bewust worden van het eigen handelen.